Vragen over de aanwijzing van stikstofgevoelige gronden

Helmich Ruitenberg heeft namens de fractie van BGL vragen gesteld aan het College over de aanwijzing van stikstofgevoelige gronden in onze gemeente. Eind 2020 heeft de Provincie Overijssel stikstofgevoelige gronden aangewezen op landbouwgrond in Steenwijkerland. De aangewezen percelen zijn voor het merendeel reguliere landbouwgronden in eigendom van agrarische ondernemers. De overige percelen zijn in eigendom van natuurmonumenten waar landbouw als hoofdfunctie is vastgesteld.
Nu blijkt dat er geen overleg is geweest en ook geen informatie is verstrekt aan de grondeigenaren.
Dat vindt BGL geen juiste manier van handelen. Zeker niet met oog op de zwaarte van de discussie over stikstofproblematiek in Nederland. De aanwijzing van stikstofgevoelige percelen heeft grote consequenties voor de eigenaren van die gronden en eigenaren van omliggende percelen.

Als de provincie vrijwillige beheersovereenkomsten gebruikt als basis om landbouwpercelen aan te wijzen als stikstofgevoelige gronden dan komt dit het onderling vertrouwen niet ten goede. Als dit de consequentie is van het vrijwillig afsluiten van beheersovereenkomsten dan is er geen agrariër meer die voor de toekomst een overeenkomst afsluit. Als de Provincie Overijssel de leefbaarheid van een gebied in stand wil houden, draagvlak wil behouden in de Provincie en vrijwillige natuurbeheer in stand wil houden, zal er goed overleg met het desbetreffende gebied plaats moeten vinden.

BGL vindt het belangrijk om met oog op die leefbaarheid in onze mooie gemeente Steenwijkerland helder te krijgen op basis van welke criteria stikstofgevoelige gronden kunnen worden aangewezen door de provincie en hoe dit proces op een goede wijze wordt ingezet en doorlopen met betrokkenen.

De BGL fractie heeft de volgende vragen;

  1. Is het College op de hoogte van de aanwijzing stikstofgevoelige gronden binnen onze gemeente?
  2. Is het College ook van mening dat er eerst goed gecommuniceerd moet worden met alle betrokken grondeigenaren?
  3. Hoe staat het College tegenover deze aanwijzing van stikstofgevoelige gronden van de Provincie?
  4. Wil het College in overleg treden met de Provincie Overijssel om helderheid te krijgen over het aanwijzingsproces van de stikstofgevoelige gronden op landbouwgrond en het gevolgde communicatieproces?
  5. Kan het College bij de provincie achterhalen wat de aanwijzing “stikstofgevoelige grond” voor de toekomst van een agrarische ondernemer in Steenwijkerland betekent, hoe het met de externe werking zit voor omliggende bedrijven en welke afstandscriteria worden gehanteerd?
  6. Verzoekt het College kijkend naar het belang van een goede samenwerking in het gebiedsontwikkelingsproces, met oog voor alle betrokken partijen, het gesprek aan te gaan met de provincie om deze aanwijzing terug te draaien.